Weer een gewoon worden ?


Voor iedereen een mobiele smartphone was echt nog een verre utopie, toen ik in 1982 terug kwam uit Libanon. Daarom had ik dus in Nijmegen, waar ik was overgestapt op het boemeltje naar Cuijk, vanuit een telefooncel naar m'n ouders gebeld om te zeggen wanneer ik daar, met de trein zou aankomen.

Ik werd dus tenminste wel van het station gehaald toen ik uit Libanon terug kwam. Toen ik  in Cuijk uit de trein stapte, stonden m’n ouders en zusje me op te wachten. Met m’n enorme "gettoblaster" zwaaiend, riep ik toen; “Ik heb een radiootje gekocht”. Voor hen zal dat er waarschijnlijk uit hebben gezien alsof ik terug kwam van een mooie vakantie of zo. Voor mij voelde het meer alsof ik in een ongewenst verleden binnen stapte.

Natuurlijk wou ik ook wel indruk maken met die grote radio, die op dat moment ook voor mij nog nieuw was, en hoewel ik helemaal niet blij was, zal er op m'n gezicht, een keurige lach te zien zijn geweest. Bij mij van binnen, woedde echter een stormachtig conflict tussen de jongen van vroeger die de blits wil maken, en de man die net terug kwam uit een oorlogsgebied. Een man die eigenlijk alleen maar terug wou naar dat oorlogsgebied waar hij zich thuis voelde, en waar z’n taak nog lang niet voltooid was.

Vanaf het moment dat ik was opgestaan die ochtend, was de hele dag al een steeds groter wordend, innerlijk conflict geweest. Net aangekomen op onze commandopost, hadden we ons in keurige rijen van vier moeten opstellen voor de eerste toespraak van de dag en daardoor werd dat conflictgevoel alleen maar steeds sterker. Na de maanden in de Libanese heuvels, voelde ik me ineens alsof ik, als volwassene weer in de rij moest gaan staan met m'n klasgenootjes van de basisschool. Die hele dag, tijdens de reis naar Nederland, was dat gevoel alleen maar steeds sterker geworden maar zolang je nog onderweg bent, kun je zo'n gevoel nog aan de kant blijven schuiven. Je bent tenslotte nog niet op je bestemming. alleen als die vreemde omgeving dan het dorp blijkt te zijn waar je, je hele jeugd hebt doorgebracht, en als dat bovendien wel, je bestemming blijkt te zijn, wordt het een heel andere ervaring.

Ik vond het een onverdraaglijke gedachte, dat alles wat ik zag, weer de gewone wereld moest gaan worden. Feitelijk was alles nog het zelfde als toen ik het, maanden eerder verlaten had, maar al dat ooit zo vertrouwde waar ik, nog steeds ieder paadje en steegje kende, had in de maanden van m'n afwezigheid, al z'n vertrouwelijkheid verloren.

Langs allemaal bekende punten, reden we in de richting van de buitenwijk waar m’n ouders en ik, toen woonden.

De voorgaande maanden had ik vooral te maken gehad met militaire voertuigen in een ruw en leeg heuvelland waar veel oorlogsschade te zien was. Terug in dat geboortedorp echter, zag ik, bumper aan bumper, keurige auto's geparkeerd staan voor  keurig aangelegde voortuintjes van keurige rijtjeshuizen in keurige straten, en dat kwam, zo vreemd op me over.

Uiteindelijk, toen ik dus bij m’n ouderlijk huis aankwam, had ik nog steeds niet het gevoel van een thuiskomst. Natuurlijk stapte wel uit de auto en liep de anderen naar de achterdeur met een gevoel dat ik in een soort vreemde realiteit was aangekomen. Terugkeren kon echter op dat moment allang niet meer, dus liep ik maar, achter de familie aan naar de achterdeur van dat huis en tenslotte, na nog even twijfelen, stapte ik over een vreselijke drempel naar binnen. 


Aangekomen in een vergeten oude wereld waar ik beslist niet naar terug had verlangd, liepen we, alsof dat heel gewoon was, maar meteen door naar de huiskamer waar alles nog precies zo was als toen ik het, maanden daarvoor verlaten had. Het zelfde, veel te drukke en kleurige, jaren ’70 behang op de muren waar echt alles  was nog steeds rijkelijk bedekt met frutsels en snuisterijen. Het stond en hing ook allemaal nog op de zelfde plekken als voor mijn vertrek. Hetzelfde nep schilderij van het zigeunermeisje. De zelfde blauw metalen pauwen boven de zelfde bank. Echt alles was hetzelfde alleen kwam het drukke en tjokvolle geheel, erg claustrofobisch op me over. Alsof m'n ouders in m'n afwezigheid waren verhuist en hun vreemde, kleurrijke overvloed, in een veel te kleine kamer hadden gepropt.

Terwijl ik in die huiskamer, verbaasd wat om me heen stond te kijken, spoelde er een gedachten stroom van ontkenning en ongeloof door m'n hoofd en m’n moeder vertelde me jaren later; "Je stond nogal vervreemd om je heen te kijken toen je thuis kwam”.

Door de combinatie van de cultuurschok van m'n aankomst in Nederland en de bijkomende schok dat ik ineens weer bij m'n ouders thuis op de bank zat met een kop te slappe koffie, was ik met stomheid geslagen. Daarom ook probeerde m’n pa, waarschijnlijk m'n zwijgen te doorbreken met zijn bekende oude oorlogsverhalen uit de tweede wereldoorlog. M'n pa was bijna negen toen de Duitsers, Nederland binnen vielen en bijna veertien toen de oorlog, voor hem was afgelopen. Zijn verhalen waren dan ook de belevenissen van een jong kind en helemaal niet te vergelijken met mijn Libanon tijd.

Waarschijnlijk waren die verhalen gewoon zijn manier om een gesprek opgang te brengen, maar ik vond zijn bekende oude verhalen, alleen maar erg frustrerend en irritant. Ik zat mezelf vooral nog te verbazen over de vreemdheid waarin was  beland en kwam  ook niet op de woorden om duidelijk te maken dat alles wat ze zijden, helemaal nergens op sloeg.

In Libanon was bijvoorbeeld, in tegenstelling met m'n pa z'n tweede wereldoorlog, helemaal geen front, en voor ons ook zeker geen bezetter of vijand, zoals het in de oorlog van pa was geweest. Wij waren gestationeerd tussen, aan de ene kant verschillende partijen die allemaal afzonderlijk overtuigd waren van hun gelijk en daar ook voor vochten, en aan de andere kant burgers die blij waren dat het vechten eindelijk even ophield. 

We werden daar geacht ervoor te zorgen dat iedereen vredig samen ging leven en daarbij moesten we natuurlijk ook nog strikt “neutraal” blijven, voor zover dat tenminste mogelijk is als zelfs de regering die ons gestuurd had, meer pro Israël dan pro Palestina was. We zaten daar tenslotte om Israël te vrijwaren voor, verschillende partijen van die zogenaamde Palestijnse "terroristen". Palestijnen die in Libanon een tijdelijke toevlucht hadden gevonden en eigenlijk alleen maar hun Palestina terug wilden van de joden die daar de staat Israël hadden gesticht. Een geschiedenis trouwens waar ik, toen ik daar heen werd gestuurd, helemaal niet van op de hoogte was. 

M’n vader vertelde ondertussen, schijnbaar onbekommerd, verder over zijn oorlog. Nu, jaren later en zelf ook vader, besef ik natuurlijk heel goed dat hij trots was op zijn zoon die naar Libanon was geweest, maar op dat moment had ik helemaal geen aandacht voor de trots van m’n vader die mij waarschijnlijk gewoon wilde aansporen om iets te vertellen van wat ik had meegemaakt. 

Terwijl hij dus steeds maar door ging over z'n oorlog, kreeg ik steeds meer de neiging om te schreeuwen dat hij z’n kop moest houden. Ik denk dat alleen de verborgen diplomaat in mij, me daarvan weerhouden heeft. Achteraf denk ik dat het voor mij misschien wel beter zou zijn geweest als ik inderdaad kwaad zou zijn geworden. Hoe anders zou alles dan gelopen zijn? Aan de andere kant had dat natuurlijk ook gewoon een flinke ruzie kunnen worden. 


Er was ook nog helemaal geen opvang of nazorg voor veteranen in die tijd en ik kon dus nergens terecht met m'n gevoelens. Er zijn ook veel veteranen geweest die hun frustratie probeerden te verdrinken in drank en drugs, of agressief werden naar hun vrienden en geliefden. "Hij is zo veranderd sinds dat Libanon,” is een veel gehoorde klacht uit die tijd. 

Al had ik me dan geen heel grootte voorstelling gemaakt van mijn thuiskomst, dit had ik zeker niet zien aankomen. 

Zodra het dus, na de eerste gesprekken met de familie, met een beetje fatsoen kon, vluchtte ik dus weg naar m'n eigen oude zolderkamer. Zogenaamd om m'n tas naar boven ging brengen. Daar aangekomen zette ik wat muziek aan en daar, in m'n slaapkamer, kreeg ik eindelijk een klein beetje het gevoel van een thuiskomst. Een klein beetje want de beelden die ik in m’n hoofd zag, waren onmogelijk te rijmen met de jongenskamer met posters die ik om me heen zag.

Share by: