De scholier

en de veteraan


M’n vriendin was zo'n twee en een half jaar jonger dan ik en een scholier die haar schoolexamen op een Drents VWO nog moest afronden. Nu ik dit zo neer heb getypt besef ik ook weer hoe vreselijk jong we toen waren. Ze was dus nog geen 18 jaar en blij om haar jeugd achter te kunnen laten. Een idealist die nog helemaal in dat, we moeten de wereld redden, stadium zat.

Zelf was ik ondertussen een Brabantse ex-militair die (tegen zijn zin) uit de Palestijns-Israëlisch-Libanese Chaos was gekomen en naar een zogenaamd "thuis" terug was gestuurd. Dat bleek dus een veel groter contrast dan m'n vriendin en ik toen, verliefd als we waren, ooit beseft hebben.

We kwamen dus uit twee heel verschillende werelden, die voor ons allebei afzonderlijk, tot op dat moment nog heel “gewoon” waren geweest en we zouden elkaar weer ontmoetten op een plek die voor ons allebei afzonderlijk, zeker niet vreemd, maar wel onwennig was.

Ik moest gewoon even wachten tot zij, klaar was om naar mij, toe te komen. Een detail dat later erg tekenend zou blijken voor onze relatie. Toen de schoolse beslommeringen van m’n vriendin dus achter de rug waren, kwam ze eindelijk naar me toe, en kwam er ruimte voor het gesprek waar ik zo naar uit had gekeken. Alleen toen pas, bleek de kloof tussen die scholier en de veteraan, een onoverbrugbare te zijn. 

We zaten op m’n zolderkamer op kussens, op de grond, zoals we zo vaak deden. Er speelde wat muziek op m'n stereo en de zon scheen door m'n zolderraam, alsof die aan de prettige sfeer wilde meewerken. Het was dus zo’n heerlijk, intiem gesprek. Zo’n gesprek waar ik al tijden naar uit had gekeken maar hoe het eigenlijke gesprek precies gegaan is weet ik, echt niet meer. Ik weet wel dat ze me, bij de eerste flard Libanon verhaal, onmiddellijk de mond snoerde met die woorden die ik haar nog zo hoor uitspreken: “Ik wil liever niet over de oorlog praten, vind je dat erg?...... ”

Ja natuurlijk vond ik dat erg, maar ik was zo totaal uit het veld geslagen door haar, voor mij totaal onverwachte afwijzing, dat ik in eerste instantie even helemaal niets meer te zeggen had.

Het was een onverwachte klap in m'n gezicht die ik totaal niet had zien aankomen en het liet me achter met een gevoel van totale verdoving. Van een enorme afstand hoorde ik mezelf nog “neu da geef nie” zeggen maar dat, moet de grootse leugen zijn geweest die ik ooit heb uitgesproken.

Juist met haar wou ik m'n ervaringen delen en dat, juist zij, er misschien niet over zou willen praten was nog geen seconde bij me opgekomen. Zij zou me toch, in tegenstelling tot al die anderen, wel kunnen begrijpen? Ik herinner me dat ik op dat moment nog wel zwakjes tegen gesputterd heb met: “Maar, Ik wil ook niet over oorlog praten”. Hoe, heb ik haar woorden toen ooit kunnen accepteren en waarom heb ik haar toen niet gezegd hoe erg ik haar weigering vond?

Zij wou natuurlijk vooral praten over haar gewone middelbare school idealen. Dingen als vriendinnen, vakantie en studie plannen. Normale westerse idealen uit een tijd die ik, ver achter me had gelaten. Het waren de dingen die ze mij in Libanon ook al had geschreven en daar, in Libanon had ik graag gelezen wat ze ook maar te vertellen had, maar terug in Nederland wou ik graag zelf m’n ervaringen met haar delen. 

Misschien zou het voor mij persoonlijk wel beter zijn geweest als ik kwaad zou zijn geworden bij haar afwijzing, maar ik was te zeer uit het veld geslagen om nog iets te kunnen voelen. Daarom heb ik, denk ik, bij haar weigering, ook niet geschreeuwd dat, ik wel, over Libanon wou praten.

Misschien was ik ondertussen ook al te veel afgestompt door het onbegrip van alle anderen die ik iets had geprobeerd te vertellen want daar had ik ook voornamelijk desinteresse en onbegrip geoogst. Ouderen waren steevast over hun tweede wereldoorlog begonnen als ik iets over Libanon probeerde te vertellen. Daarom ook, had ik al mijn hoop op haar gevestigd. Zij was ook eigenlijk de enige waarmee ik echt wilde praten. Zij zou me niet afwimpelen in desinteresse. Dat dacht ik tenminste, maar dat viel dus zwaar tegen.

Ja natuurlijk vond ik dat erg, maar ik was zo totaal uit het veld geslagen door haar, voor mij totaal onverwachte afwijzing, dat ik in eerste instantie even helemaal niets meer te zeggen had. Met een gevoel van totale verdoving hoorde ik mezelf nog van een enorme afstand  “neu da geef nie” zeggen, maar dat moet de grootse leugen zijn geweest die ik ooit heb uitgesproken.

Bij haar kon ik toch altijd alles delen? Met haar wou ik ook echt m'n ervaringen delen en dat, juist zij, er misschien niet over zou willen praten was nog geen seconde bij me opgekomen. Zij zou me toch, in tegenstelling tot al die anderen, wel kunnen begrijpen? Ik herinner me dat ik op dat moment nog wel zwakjes tegen gesputterd heb met: “Maar, Ik wil ook niet over oorlog praten”. Hoe, heb ik haar woorden toen ooit kunnen accepteren en waarom heb ik haar toen niet gezegd hoe erg ik haar weigering vond?

Zij wou natuurlijk vooral praten over haar gewone middelbare school idealen. Dingen als vriendinnen, vakantie en studie plannen. Normale westerse idealen uit een tijd die ik, ver achter me had gelaten. Het waren de dingen die ze mij in Libanon ook al had geschreven en daar, in Libanon had ik graag gelezen wat ze ook maar te vertellen had, maar terug in Nederland wou ik graag zelf m’n ervaringen met haar delen. 

Misschien zou het voor mij persoonlijk wel beter zijn geweest als ik kwaad zou zijn geworden bij haar afwijzing, maar ik was te zeer uit het veld geslagen om nog iets te kunnen voelen. Daarom heb ik, denk ik, bij haar weigering, ook niet geschreeuwd dat, ik wel, over Libanon wou praten.

Misschien was ik ondertussen ook al te veel afgestompt door het onbegrip van alle anderen die ik iets had geprobeerd te vertellen want daar had ik ook voornamelijk desinteresse en onbegrip geoogst. Ouderen waren steevast over hun tweede wereldoorlog begonnen als ik iets over Libanon probeerde te vertellen. Daarom ook, had ik al mijn hoop op haar gevestigd. Zij was ook eigenlijk de enige waarmee ik echt wilde praten. Zij zou me niet afwimpelen in desinteresse. Dat dacht ik tenminste, maar dat viel dus zwaar tegen.

Mijn, meer verstandelijke zelf, vraagt zich nu, jaren later af hoe het zou zijn gegaan als ze wel had willen luisteren. Zou ze het dan ook begrepen hebben? Alle anderen konden toch ook niet bevatten wat ik probeerde te vertellen. Eigenlijk kon ik toen nog helemaal niet onder woorden brengen wat ik voelde of te zeggen had. Als ik al iets probeerde te vertellen, stoeide ik met m'n woorden want, binnen vetter als ik toen was, had ik nooit geleerd om over gevoelens te spreken.

Hoe kun je iemand die nog nooit een wapen in de hand heeft gehad ook vertellen hoe het is om te leven met de noodzaak om bewapend te zijn? Hoe kun je iemand duidelijk maken hoe het vanzelfsprekend is dat je, een geladen wapen mee pakt uit de open kast in de keuken? Hoe kun je vertellen hoe geluiden van geweervuur en kogelgaten in huizen, een heel vanzelfsprekend bijverschijnsel kunnen zijn? Hoe kun je vertellen hoe het is om te proberen een zogenaamde vrede te bewaren, in een land waar men al een paar generaties lang geen echte vrede meer heeft gekend? Dat kun je niet uitleggen aan mensen die de oorlog alleen kennen van een kort journaal item op tv. Het kwam trouwens ook niet echt over bij m'n vader die zijn oorlog alleen kende in zijn rol als onderdrukt burger kind.

Net als dat de vrede niet over komt bij mensen die alleen oorlog en conflict kennen, kun je mensen die hun hele leven in het veilige, vrije westen zijn geweest, niet vertellen wat voor gevoel het geeft als de aanwezigheid van jou en je maten, een complete oorlog op afstand houdt terwijl je ondertussen wel de spanning wel voelt groeien.

Het is ook heel moeilijk om iets te vertellen als je zelf de zaak ook nog niet overziet. Gewone mensen in het vredige Nederland zagen, wat ik probeerde te vertellen sowieso alleen maar als een spannend avontuur. Het probleem met het overbrengen van verhalen van een crisisgebied in een ver land, is dus ook dat je spreekt tegen mensen die alles wat je zegt, meten met hun eigen veilige, westerse maatstaven. Ze bekijken het zoals je, vanuit je eigen luie stoel, een spannende film op tv bekijkt. 

Als dus niemand het geduld opbrengt om echt naar je te ‘luisteren’, sta je er uiteindelijk helemaal alleen voor. Ik heb dus nooit met iemand over Libanon kunnen praten. Daarom ook, ben ik aan dit verhaal begonnen. Natuurlijk heb ik nog wel meerdere keren geprobeerd om er met m'n, erg antimilitaristische, ondertussen echtgenote over in gesprek te komen, maar dat stuitte iedere keer weer op een muur van protest. Libanon was voor mij een overweldigende herinnering van gewapende kameraadschap in een prachtig land. Maar naar haar was het een fout onderwerp waar je niet over praat. 

Mijn Libanon maten met wie ik wel had kunnen praten, zag ik niet meer en alle andere mensen begrijpen er echt niets van.

Na zoveel onbegrip en vooroordeel, klampte ik me dus maar vast aan de gedachte dat er later, wel een gesprek, mogelijk zou zijn. Ze kon het gewoon nog niet bevatten dus moest ik gewoon wat langer wachten tot ze er klaar voor zou zijn. 

Waarschijnlijk was ik op dat moment ook gewoon te verliefd om er echt zwaar aan te tillen. Ik was nog jong en had “tijd zat” toch? Maar het is een feit dat ik niet meer over Libanon gesproken heb. 

In het begin sprak ik dus weinig omdat Libanon het enige was wat me bezig hield. Later omdat ik zo ver was afgestompt dat ik alleen nog maar –de man van– of –de vader van– was. 

Op m’n werk, waar ik een paar weken na m’n terugkeer weer gewoon moest beginnen, was ik al heel snel weer gewoon een van de collega's geweest en vanuit het leger kwam dus ook geen enkele vorm van nazorg. Terwijl je vanuit een leger oogpunt, denk ik, juist zo goed naar die situatie had kunnen kijken. Dan zou de overgang naar het leven in Nederland ook veel minder extreem zijn geweest denk ik. Het zou zoveel beter zijn geweest als het niet gegaan was van; goed gedaan jong, hier heb je een medaille en doei.

Net terug terug uit Libanon, heb ik van verschillende mensen wel eens de opmerking gehad dat ik echt veranderd was. Mijn goede jeugdvriend, Bert en zijn familie hebben me dat toen bijvoorbeeld vaker op het hard gedrukt.

Mijn vriendin negeerde mijn hele Libanon periode echter als de onaangename bijkomstigheid die het, voor haar ongetwijfeld ook was geweest. Alleen maar dienstplicht toch? Voor haar was het iets wat maar snel vergeten moest worden. Als je ergens niet over praat, blijft er alleen maar een onaangename bijkomstigheid over toch?. 

Een vriend die je uitgebreid verteld over z’n oorlog belevenissen, beantwoord ook niet bepaald aan het ideaalbeeld van een antimilitaristische student, maar als je zo’n vriend vervolgens in een kleurig, gestreepte broek steekt, kun je, tenminste bij je hippie vrienden de illusie hooghouden dat, dat onaangename, er nooit is geweest. 

Toen een jaar na terugkomst, m’n vriendin mijn vrouw werd, was Bert nog wel m’n getuige maar eenmaal getrouwd, zagen we elkaar eigenlijk alleen nog omdat Bert nou eenmaal een collega en jeugdvriend was en we samen naar ons werk reden. Toen ik dus bij dat werk weg ging, zag ik hem ook echt helemaal niet meer. 

Thuis mochten er toen ook beslist geen, voor haar onaangename oorkondes of foto’s aan de muur hangen. Beslist niets dat haar aan dat onaangename stukje van mijn verleden zou kunnen herinneren. Nu ik er over nadenk werd zelfs het feit dat ik alleen maar een lage technische opleiding had gehad, genegeerd. Ik mocht niet zijn wie ik was dus, en heb me, tijdens m’n hele huwelijk met haar, altijd voorgedaan als iemand die ik beslist niet was. 

M’n vrouw, wou dus echt niet zien dat ik zeker niet meer de jongen was waar ze verliefd op was geworden. Die jongen, als die er ooit was geweest, was in een ver verleden achter gebleven. Zij was ondertussen van de de overtuiging dat ze me alleen maar een beetje hoefde bij te schaven om aan haar ideaalbeeld te voldoen. Dan zou ik echter iemand moeten zijn geworden die ik beslist niet was. Misschien zag ze mij ook vooral als een perfecte ontsnapping uit haar eigen jeugd. Voor haar was ik, denk ik ook iets dat niemand van haar verwacht had. Zoals ik al zij, moest ik alleen maar een beetje worden bijgeschaafd. Een beetje worden opgevoed zogezegd. Misschien zou ik voor Libanon de persoon die ze wou nog wel kunnen zijn geworden. Na Libanon zeker niet meer. Zij heeft alleen nooit onderkend dat er door Libanon iets veranderd zou kunnen zijn. Ze heeft daar nooit over willen praten. 

In de jaren van mijn huwelijk was ik trouwens zeker wel gelukkig vooral toen ik vader was geworden. Maar op de achtergrond was er toch ook altijd dat gevoel dat ik het leven van iemand anders leidde.

Share by: