Over m'n jeugd

Mijn moeder vertelde me eens dat ik als baby, erg makkelijk was.

Ze zij:” Zolang je maar muziek hoorde was je blij.” Thuis stond altijd de radio aan, en als ze met mij de deur uit ging, had ze ook altijd een klein radiootje in de wandelwagen liggen. Zodra het even stil was (batterij leeg of geen ontvangst) begon ik meteen sputteren maar zolang het radiootje speelde, was alles goed.
Als baby was ik ook helemaal niet verlegen. Ik lachte tegen iedereen en het is erg leuk als je met een baby loopt die tegen iedereen lacht en geluidjes maakt. Dan heb je veel bekijks.

Ik had nooit veel vrienden maar ik trok wel altijd veel op met die ene die ik wel had. Met een van die jongens (een Groninger) had ik het plan opgevat om van huis weg te lopen. We waren best wel serieus en hadden onze voorbereidingen ook al grotendeels getroffen. We hadden allerlei plannen en idealen toen hij op een dag ineens zij dat hij niet wou. Er waren te veel dingen die hij zou missen, zij hij. Daar was ik het niet mee eens, maar ik wou niet alleen weglopen dus toen zijn we maar thuis gebleven. Nu terugkijkend denk ik dat het een idee van zijn ouders was om dat zo te zeggen. Zoiets bedenkt een jochie van negen toch niet. Het klonk me toen ook vreemd in de oren. Maar we zijn dus wel thuis gebleven.

Als kind al, hield ik niet van carnaval. Het betekende voor mij altijd dat m’n vader weken lang, dronken was en nog steeds heb ik een hekel aan dronken mensen. Pap was erg lastig als hij gedronken had. Hij hield dan langdradige zwam verhalen waarin hij, met een dikke tong, de hele wereldproblematiek oploste.
Pap was muzikant in hart en nieren. Hij speelde schuiftrombone, onder andere bij de plaatselijke fanfare, maar dus ook bij de carnavalsvereniging. Carnaval betekende dus een lastige, zatte kerel die alle aandacht opeist. Dat beeld is eigenlijk nog onveranderd hoewel ik later toch ook wel eens leuk carnaval heb gevierd.

Toen ik een jaar of twaalf was, ging mijn oudere oudere broer het leger in. Hij was toen 17 en hij had vrijwillig voor een paar jaar getekend.
Hij zat er nog niet zo lang in toen hij, op de stormbaan, een flink gezwollen moedervlek kapot stootte. Hij is toen naar het militair ziekenhuis in Utrecht gebracht waar het gezwel, in z’n geheel verwijderd en onderzocht is. (in die volgorde ook.) Het bleek een kwaadaardige tumor te zijn. (Kanker dus). Hij is toen erg lang voor allerlei onderzoeken in het ziekenhuis geweest en uiteindelijk naar huis gestuurd met de mededeling “als het niet binnen vier jaar terug komt, is de kans erg groot dat het weg blijft. In die jaren moest hij regelmatig terug naar Utrecht voor controle.


In de zomervakantie, na de vijfde klas (groep 7), zijn we verhuist naar een oud herenhuis in Cuijk. Het was een, best wel gebrekkig, oud huis met diverse gaskachels en dikke muren zonder spouw (geen isolatie dus). Er moest nog veel aan gebeuren om het mooi te maken, maar m'n ouders konden het erg goedkoop huren. Dat huis was het dichtst bij een gezellig huis wat ik, in m’n jeugd heb meegemaakt. Het was een groot huis met ruim genoeg kamers voor iedereen. Ik vond het vooral erg mooi omdat het me genoeg ruimte gaf om me af te zonderen als ik thuis was. Toen we daar woonden, moest ik met de fiets naar school want voor alleen de zesde klas (groep 8) had het geen zin om een andere school te zoeken. Bert, een klasgenoot, was ook net verhuist en moest ook met de fiets naar school. We fietsten dus altijd samen. Hij woonde in een nieuw huis aan de rand van een nieuwe wijk. We speelden altijd samen in het akkerland bij zijn huis en later op “de bouw”, op het ex akkerland. Zo’n nieuwe wijk, groeit natuurlijk en er was dan ook voldoende bouwmateriaal voorhanden om de meest fantastische hutten te bouwen. In de grond en in de bomen, overal. toen ik daar een paar jaar geleden nog ging kijken, waren de sporen nog zichtbaar. In een berkenboom zaten nog een paar, bijna vergane treden van een houten trap die wij er in hadden gespijkerd. Het geeft een heel mooi gevoel, als je zoiets na al die jaren nog ziet zitten. Het brengt zoveel herinneringen terug. Je proeft weer de sfeer van toen. De vindingrijkheid waarmee we zo’n hut in een boom kregen want het is nog een hele toer om een grootte plaat betontriplex, hoog in een boom, vast te maken. Zonder zelf naar beneden te vallen.
We hadden ook allebei een oude fiets waar we alles wat maar zou kunnen rammelen vanaf hadden gehaald. die gebruikten we om mee rond te crossen. Daar heb ik later een mountainbike voor gekocht, dus rond crossen heb ik nog heel lang gedaan.

M’n vader was, behalve een stevige drinker, ook een stevige roker. Bovendien lag hij erg vaak in het ziekenhuis. We hebben eens uitgerekend dat hij in z’n 43ste jaar huwelijk, voor de 33ste keer in het ziekenhuis lag. Rond ±1975-‘76 moest hij weer eens met spoed naar het ziekenhuis. Hij had moeite met de ademhaling en het hart. Dat had hij nog niet eerder meegemaakt dus dat gaf wel even wat paniek. Tot die tijd waren het altijd andere klachten geweest. Dingen als nierstenen of andere kwalen die een gebrekkige man kunnen treffen. Hij was er erg van geschrokken dat het mis ging met zijn longen want voor een muzikant die schuiftrombone speelt, zijn een paar goede longen, onontbeerlijk. Toen de doktor dus zij dat hij onmiddellijk moest stoppen met roken, heeft hij dat ook gedaan. Ik had het roken altijd al een vieze, stinkende gewoonte gevonden dus ik was vooral blij dat hij er mee stopte. De ernst van de situatie was verder nauwelijks tot mijn puber brein doorgedrongen. Hij lag zo vaak in het ziekenhuis.

23-05-1977 was er een treinkaping vlak bij het dorpje “de Punt”. M’n broer zat nog steeds in het leger en door de geschiedenis met z’n kanker, was hij chauffeur en reed veel voor hoge militairen. Tijdens die kaping reed hij veel met “hoge pieten” op en neer naar de plek des onheils.
In 1978 was de kanker toch weer terug. Het had zich door zijn hele lichaam verspreid (lymfeklier kanker). Het zat overal en het ging erg snel bergafwaarts met hem. Johan had in die tijd eigenlijk trouwplannen. Dat zag hij helemaal zitten. Hij was erg optimistisch en had zin in het leven maar dat is allemaal niet door gegaan. Er is nog wel geprobeerd om hem te redden maar het mocht allemaal niet meer baten. Dus weer een paar operaties en onderzoeken later werd de behandeling stopgezet.
De laatste weken van z’n leven was hij thuis en lag op een bed in de achterkamer. Ik zie hem daar nog liggen. Zijn eens zo sterke lijf was nu krachteloos en helemaal uitgemergeld behalve zijn benen, die gigantisch dik waren door al het opgehoopte vocht van zijn, door de operaties beschadigde lymfe stelsel. Toen hij net thuis was kon hij nog wel, met veel moeite en kreunend van pijn naar de wc. maar het duurde niet lang of er verscheen een plastic zakje met urine aan zijn bed rand. Soms lag hij daar, onlangs een morfine infuus, te huilen van de pijn. Nu ik dit opschrijf ruik ik ook z’n geur weer. Een geur van ziekte en dood die je eigenlijk alleen associeert met heel oude mensen, niet met een jongen van net 22 jaar.
Mama had hem beloofd dat hij thuis mocht sterven maar het leger had daar andere ideeën over. Twee dagen voor zijn dood hebben die hem weer overgeplaatst naar het militair ziekenhuis in Utrecht. Op dat moment dacht Johan  nog dat hij weer beter zou worden en hij wilde op een normale kamer blijven. Een dag later gaf hij toe en ging naar een kamer voor hem alleen. Ik denk dat hij toen beseft moet hebben dat het afgelopen was. Op die kamer is hij ook overleden, op 10 januari 1979.

Dat was dus twee dagen na mijn zeventiende verjaardag, die ik ook niet heb gevierd. Ik geloof niet dat ik zelfs maar aan een verjaardag gedacht heb. Was het niet op mijn verjaardag, dat Johan naar Utrecht moest?? 
Ik zat op school, bij de Nederlandse les, toen de conciërge in de klas kwam en zij dat ik bij de directeur moest komen en ik wist onmiddellijk wat er aan de hand was.
De directeur probeerde me heel omzichtig te vertellen dat mijn broer dood was en ik heb hem toen snel uit de brand geholpen. Hij was zichtbaar opgelucht toen hij merkte dat het geen verrassing was. Het was hem blijkbaar ook niet helder verteld. M’n moeder zal ook niet erg kalm en rustig zijn geweest toen haar oudste zoon net overleden was.
Ik ben natuurlijk meteen naar huis gegaan. Ik heb Johan nog gezien toen hij lag opgebaard. Dat beeld is nog heel lang het eerste geweest wat ik zag, als ik aan hem dacht. Zo vreselijk onpersoonlijk, zo totaal niet wat hij was. Ik heb niet gehuild toen ik hem daar, opgebaard zag liggen en hoorde een tante fluisteren; “och, hij beseft het nog niet” maar mijn verdriet was veel te heftig om, waar dan ook op te reageren. (vooral op tantes met stomme opmerkingen) Johan is met militaire eer begraven op het kerkhof in Cuijk. Zijn legermaten droegen de kist en vuurden drie saluutschoten af.
Dat was het einde van een periode met veel huiselijke stress rond mijn broers gezondheid, maar de huiselijke stress rond Paps drinkgedrag, en falende gezondheid bleven.
Hij ging zelfs veel meer drinken na de dood van Johan. Hij dronk om z’n verdriet om z'n oudste zoon te vergeten. Maar ook z’n eigen, steeds meer falende, gezondheid wou hij vergeten. Pap zat al een poosje in de WAO dus hij werkte niet meer. Hij had zijn leven lang al muziek gemaakt en daar werd vaak veel bij gedronken. Maar muziek maken kon hij al niet meer echt sinds zijn longen het begeven hadden en z’n verdere gezondheid liet hem ook steeds meer in de steek. Hij is nog een poosje dirigent van een bejaarden koortje geweest maar ook dat moest hij, op een gegeven moment opgeven. Bovendien werd zijn gehoor steeds slechter en dat is voor een muzikant en muziek liefhebber, een absolute ramp. Hij probeerde altijd zichzelf, en ons, wijs te maken dat hij nog alles hoorde, maar we wisten wel beter. Ik denk dat hij met dat alles horen bedoelde dat hij nog prima kon horen of alles nog zuiver was. Niet vals was dus. Zelfs toen hij een gehoorapparaat had, hield hij dat vol. Dat, samen met zijn steeds slechtere gezondheid en zijn verergerende drinkgedrag, hielp niet echt om van hem een levenslustige vader te maken. Drinken was dus zijn vluchtweg en dat zorgde voor een erg beroerde stemming in huis.

Niet lang na m’n broers dood, In het voorjaar, van 1979 zijn we weer naar een kleiner (rijtjes)huis in Cuijk verhuist en dat was een hele verandering. Ik had een ruime zolder voor mij alleen dus als ik thuis was, zat ik op m’n zolder te dromen en luisterde muziek. En anders was ik bij m’n beste vriend.

Pa dronk ondertussen gewoon verder en door zijn drinkgedrag, is er nog even sprake geweest van een scheiding. M’n zus en ik hadden al beslist dat we dan bij mam zouden blijven en wij zagen dat zeker zitten. We hebben Mam ook vooral aangemoedigd om maar door te zetten. Ik geloof niet dat ik over m’n vaders drinkgedrag ooit iets tegen m’n vriendin heb gezegd of geschreven. Ik was me geloof ik ook niet echt bewust van wat zich thuis allemaal afspeelde.

Share by: