Een intro en wat geschiedenis


In november 1917, tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog, gaf het Verenigd Koninkrijk de Balfour-verklaring uit. Hierin zegden de Britten steun toe voor de vestiging van een Joods nationaal tehuis in Palestina.

Libanon was toen een gebied in het voormalige Ottomaanse rijk. Een gebied waarin vele geloven samenleefden: de soennieten en christenen leefden voornamelijk in de kustplaatsen en de sjiieten zaten vooral in het zuiden en in de Bekavallei. Daarnaast leefden er ook druzen en christenen in de Libanese bergvlaktes. De regering indertijd stond onder grote invloed van de maronitische christenen. 

Religie en politiek waren sinds de tijd dat Libanon een mandaatgebied was van Frankrijk (Van 1920 tot 1943) sterk met elkaar verweven. Toen in 1943 het Franse mandaat over Libanon werd opgeheven werd op 22 november van dat jaar, Libanon een onafhankelijke republiek. In 1946 trok de Franse regering haar troepen terug.


De opbouw van het Libanese parlement bevoordeelde de christenen die in het begin nog in de meerderheid waren geweest. Hierdoor hadden zij meer te zeggen dan andere landgenoten. 

De vestiging van de staat Israël en het feit dat honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen naar Libanon kwamen, droegen er echter aan bij dat de moslimgemeenschap, de grootste geloofsgroep van Libanon werd.

In 1975 begonnen gevechten tussen de maronieten (Christenenen) Palestijnse (Moslim) strijdkrachten (voornamelijk de PLO) toen socialisten, pan-arabieren en islamitische groepen in Libanon een alliantie sloten met die Palestijnen. Tijdens deze gevechten waren de bondgenootschappen echter zeer onvoorspelbaar en veranderlijk. Bovendien kwamen andere landen, zoals Israël en Syrië ook in de burgeroorlog terecht en vochten ieder mee met de vechtende groep die zij goedgezind waren.


In 1978 stuurt de VN een troepenmacht naar Libanon om de zaak daar te deëscaleren maar het Franse UN bataljon had al snel enkele ernstige verliezen opgelopen bij zijn pogingen controle over de Tyre-pocket te verkrijgen, daarbij raakte de Franse bataljonscommandant ernstig gewond. Frankrijk besloot daarop zijn para-infanteriebataljon in maart 1979 weer terug te trekken. De Franse paratroepers hadden het UN mandaat onwerkbaar gevonden omdat ze niet mochten schieten.

Vlak voor Kerstmis, op 19 december 1978, deed VN secretaris Waldheim een informeel verzoek: Of Nederland troepen wilde leveren ter vervanging van het UNIFIL detachement van Frankrijk. Bij Buitenlandse Zaken waren ze blij. "Verheugde verbazing" herinnert de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Chris van der Klaauw, zich als zijn eerste reactie. Deelname aan UNIFIL lijkt een gouden kans om eindelijk weer mee te tellen in de wereld. Na de nodige beraadslagingen met Defensie, komt het verzoek op 12 januari 1979 in de Ministerraad uitgebreid aan de orde. 

De Nederlandse regering verklaard zich vervolgens bereid het 44e Pantserinfanteriebataljon Johan Willem Friso uit Zuid-Laren naar Libanon te sturen. Dat 44ste stond tenslotte al jaren klaar voor de VN, het was alleen nooit uitgezonden. 


Een week later waren de formaliteiten met de VN afgehandeld. De Tweede Kamer is er niet aan te pas gekomen maar uiteindelijk was een Kamermeerderheid wel voor. De Kamer neemt echter ook een motie aan waarin wordt gesteld dat de regering vooraf overleg had moeten plegen. Over de taak en het mandaat waar UNIFIL mee moet werken, worden weinig vragen gesteld. Er wordt zowel in de Kamer als daarbuiten vooral gedebatteerd over de al of niet gedwongen deelname van dienstplichtigen. Het 44ste pantserinfanterie bataljon in Zuidlaren mag dan al sinds 1965 zijn aangewezen als VN-bataljon, veel van de dienstplichtigen die zich hiervoor aangemeld hadden realiseerden zich echter nauwelijks wat dat inhoudt. Het waren vaak jongens uit het noorden van het land, die zich opgeven voor Zuidlaren omdat dat dicht bij huis is. De regering houdt voet bij stuk: iedereen die een formulier heeft ondertekend waarmee hij zich bereid verklaarde tot VN-diensten moet mee. Zo'n 120 dienstplichtigen tekenen bezwaar aan en beginnen een kort geding. Dat dient eind februari, de dienstplichtigen verliezen het. Maanden later, als hun diensttijd in Libanon er al bijna op zit, krijgen de 120 alsnog gelijk van het Gerechtshof in Den Haag. De regering past daarop de wet aan, om problemen in de toekomst te voorkomen. (Hoezo typisch?) 

Echt nodig is het niet meer. Door de langere voorbereidingstijd worden er voor de tweede en latere lichtingen voldoende dienstplichtigen gevonden die zich vrijwillig aanmelden.

Op 25 februari 1979 vertrok het kwartiermakers-detachement per vliegtuig naar Libanon en op 10 maart arriveerde de hoofdmacht van het bataljon op het vliegveld van Beiroet; het zware materieel kwam iets later per schip in Israël aan.

Toen ik dus aan het einde van 1981 als dienstplichtige jonge soldaat, in het kader van die vredesmissie, naar Libanon werd gestuurd, was het daar relatief rustig en waren er ondertussen genoeg vrijwilligers, waar ik er dus een van was. De Libanese bevolking bleek ook ondertussen wel blij met de Nederlandse jongens die de ruwe Franse paratroepers hadden afgelost. 

Er is echter tijdens de hele opleiding voor Libanon, met geen woord gerept over de hele geschiedenis hierboven. Ik wist toen zelfs niet dat Libanon pas sinds 1943, ruim na het vallen van het ottomaanse rijk een onafhankelijke republiek was geworden. 


Dit verhaal gaat echter gewoon over de maanden die ik, als onwetende jonge militair in Libanon heb gediend.... Of, misschien gaat het meer over de terugkeer naar Nederland, van mijn, in Libanon twintig jaar geworden zelf. Misschien is het zelfs een aanklacht tegen een regering die toen een stel nog niet eens volwassen, jonge dienstplichtigen naar een oorlogsgebied stuurde. 

De leeftijd voor meerderjarigheid is in Nederland pas in 1987 van 21 naar 18 jaar gegaan, en blijkbaar was de regering toen niet echt doordrongen van het feit dat ze een stel minderjarigen naar een oorlogsgebied stuurden.


Toen ik echter aan de eerste versie van dit verhaal begon, wou ik vooral een spannend verhaal vertellen. Ik vroeg me ook af wat ik nog echt wist over die heerlijke tijd in Libanon want op dat moment had ik daar al een jaar of 15 niet meer echt aan gedacht. 

De eerste jaren na m’n terugkeer, was het vastleggen van mijn belevenissen in het midden oosten nog helemaal niet bij me opgekomen. Ik was namelijk helemaal geen schrijver. 

De brieven die ik vanuit Libanon naar m'n vriendin heb geschreven, Bestonden bijvoorbeeld uit een onsamenhangende stoom woorden zonder hoofdletters, punten of komma's. “Taal” was op school dus nooit m'n favoriete vak geweest. Er was toen ook nog helemaal geen sprake van een Personal Computer met spelling controle die me had kunnen corrigeren want de allereerste home computers waren pas rond 1985, op de Nederlandse markt verkrijgbaar.


Toen ik eenmaal een paar jaar terug in Nederland was, had ik ondertussen wel eens wat verhalen van anderen over Libanon gehoord maar die hadden steevast te maken met trauma's als beschietingen en geweld. Dat soort ervaringen heb ik zelf echter helemaal niet. 

Gewoonlijk ben ik ook zo iemand die er iedere keer, net niet bij is als er echt iets gebeurd.


In mijn directe omgeving heeft, toen ik net terug was, niemand ooit echt interesse getoond in mijn beleving. Men wou hooguit wat sensatie verhalen horen. Verhalen die ik dus niet paraat had. Sensatie had ook helemaal niets te maken met mijn beleving in dat verre Libanon. 

De drang om alles eens op te gaan schrijven, kwam ook pas jaren later en waarschijnlijk werd daardoor, Libanon, in de loop van de jaren, in eerste instantie alleen maar steeds meer een achtergrondgedachte. Het uiteindelijke opschrijven was voor mij in eerste instantie, ook een poging om m'n eigen, spannende oorlogsverhaal te vertellen. Bij de eerste versie van dat verhaal deed ik ook nog m’n best om alles “erg” te laten klinken. 

Zelf, ben ik daar echter nooit beschoten of bedreigd geweest dus bij terugkomst naar huis had ik geen dingen die ik dringend kwijt moest. Geen spannende verhalen of trauma's ook. Daarover gaat dit verhaal dan ook helemaal niet. 


Natuurlijk zijn er wel "dingen" gebeurd, ook in mijn tijd daar, maar niet direct met mij en over wat er toen precies daar gebeurde, werd niet gecommuniceerd met ons want, zoals een “belangrijke” hoge militair in Libanon het eens zij: “Ik neem aan dat iedereen ondertussen wel weet wat er is gebeurd, dus daar gaan we nu niet over uitweiden.” Hij vertrouwde er toen blijkbaar op dat alles, als het spreekwoordelijke lopende vuurtje rond zou gaan maar dat soort roddels bereikten mij, op m'n erg rustige en afgelegen post, nooit.

Van veel feiten over wat er toen echt gebeurde was ik me dus, terwijl ik nog in Libanon was, niet bewust. Sommige feiten heb ik pas jaren later opgeduikeld toen ik ingescande, oude rapportages, op internet vond.


Wat er in dat verre Libanon, precies was gebeurd, of juist nog niet was gebeurd, leek, nadat ik terug was gekomen naar Nederland in ieder geval niemand echt te interesseren. Zonder een echte tegenpartij, meandert je eventuele verhaal ook maar gewoon verder. 

Nou moet ik er eerlijkheidshalve ook bij vertellen dat mijn ideeën over het belang van m'n eigen beleving, in de loop van de jaren wel fors is veranderd.

Bovendien waren er, toen ik eenmaal terug was ook heel andere zaken die veel dringender waren. Dingen als verliefdheid en m'n zwangere vriendin bijvoorbeeld. 


Share by: