Libanon verhaal

Menu

Een ander leven



De eerste weken in Libanon was het nog zomers warm geweest. Opgerolde mouwen en lekker in de zon warm dus. Volgens onze, goed gebruinde voorgangers was het echter, vooral in de nachten al echt afgekoeld. Komend uit een koude Nederlandse eind november waar het zelfs al gesneeuwd had, vond ik dat nogal meevallen. Wat onze voorgangers al kou noemden vond ik vooral erg aangenaam. Achteraf terugkijkend zal het voor onze voorgangers dan ook een extreme overgang zijn geweest om vanuit die aangename Libanese nazomer, een koude, Nederlandse winter in te duiken. Op een weer site las ik bijvoorbeeld dat december 1981 in de top 10 van koudste decembermaanden sinds 1901 staat. De koudste temperatuur werd toen op 17 december 1981 gemeten in Leeuwarden waar het toen -19,2 graden was geweest. De laatste Witte Kerst was ook officieel in 1981 en vooral in het oosten van het land. M’n vriendin heeft me die winter bijvoorbeeld ook geschreven dat ze in Drenthe ingesneeuwd hadden gezeten. Alleen als je van sneeuw en ingesneeuwde mensen leest vanuit een ver buitenland waar het aangenaam warm is, komt dat alleen maar over als een verre herinnering. 


Toen we daar nog maar net  waren, waren de steek insecten gelukkig al verdwenen en de klamboes opgeborgen. Ik heb daar dus niets gemerkt van lastig stekende zoemers, die je uit je slaap houden. We zagen daar toen nog wel kevers van zo’n vier cm groot die overal in kropen. Ik denk in een poging zich te beschermen tegen die steeds verder afkoelende nachten.

Tijdens m’n eerste weken daar was zo’n beest eens in een blik met restjes tempex (piepschuim) gekropen. Da’s vast lekker warm als het steeds kouder wordt, hoewel ik me nu afvraag hoe dat, bij een insect werkt. (Zijn ze warmbloedig, of werkt dat heel anders bij een insect?)

Het blik stond nog in ons washok omdat nog niemand de moeite had genomen om het weg te gooien. We hebben daar toen een scheut benzine bij gekieperd met de bedoeling om het aan te steken, (jongens hè) maar zover zijn we nooit gekomen. Het beest vond de benzine, eh, hoe zal ik het zeggen, niet erg prettig. Het mengsel van benzine en piepschuim bleek trouwens een harsachtige substantie te worden, die heel geschikt bleek om gaten en kieren in ons golfplaten slaaphol te repareren. Het plakte gigantisch en werd keihard als het opdroogde. We hebben daar wel eens gebruik van gemaakt toen dat golfplaten dak ging lekken tijdens de overvloedige en beekjes veroorzakende hoosbuien van de Libanese winter. 


In het nabijgelegen dorpje woonde alleen nog wat arme bevolking. Vaak woonde daar een compleet gezin in eén enkel vertrek waarin het hele leven zich afspeelde. Soms met een binnenplaatsje voor wat beesten. Alles rook daar dan ook wel erg typisch voor mijn tamme, Nederlandse neus. 

Onze Commando Post, (de CP) lag aan de andere kant van dat dorp en was een veel grotere post dan de onze. Daar waren dus ook veel meer militairen gestationeerd. Daar was onze compagnies commandant, een drie sterren Kapitein, de hoogste in rang, en daar had dus nog veel meer de militaire pikorde geheerst. Daar hadden we, bij aankomst in Libanon, ook nog keurig aangetreden gestaan, om een welkom toespraak van die kapitein aan te horen, die trouwens al twee weken in Libanon was om alle zaken van z'n voorganger over te kunnen nemen.

Terwijl op de CP alles dus nog officieel en volgens het militaire stramien was gegaan, ging het er op onze post, zonder al die hogere officieren, heel anders aan toe want met acht dienstplichtigen en een beroeps sergeant waren officiële zaken als uitgebreide inspecties en ochtendappel, volkomen belachelijk en niet te handhaven.


Toen we daar net waren aangekomen, had die gene van onze voorgangers die op dat moment de, altijd bemande wachtpost bezette, "gewoon" een geladen geweer bij zich en naast zijn wachtpositie stond een, ook geladen, zware (punt 50) mitrailleur opgesteld. Toen mijn negentienjarige zelf dat zag dacht ik; "dit is het echte werk". Het was een eerste indruk die alleen maar werd bevestigd toen ik, eenmaal goed aangekomen, de post wat beter ging bekijken.

De wapens van de post, wapens die In Nederland nog afzonderlijk van de munitie, in een zeer goed afgesloten ruimte met dikke deuren en tralies voor de ramen hadden gestaan, bleken in Libanon gewoon, kompleet met munitie, zo voor het grijpen, in een open kast in de keuken te staan en ook was het in Libanon blijkbaar gewoon dat je een geladen wapen uit die kast pakte als je ook maar iets buiten de post te doen had of op wacht moest. 

Door dat soort dingen was het ook een enorme omschakeling om direct vanuit de militaire opleiding in dat over tamme Nederland, met acht anderen, zo van alles wat ooit normaal was ver verwijdert, samen op een kleine post in de ruwe Libanese heuvels te worden gedumpt. 

De normale dagelijkse werkzaamheden draaiden daar in eerste instantie om de wacht op onze altijd bemande waarnemingspost en om de patrouilles die, door ons, meestal 's nachts werden gelopen door het rotsige, Libanese hoogland.


Behalve dat waren er natuurlijk ook nog andere werkzaamheden te doen. Dingen als bevoorrading van onze en een paar andere posten in "ons" hoekje Libanon en natuurlijk onderhoud en schoonmaak-klusjes. Alles om het leven daar, zo soepel mogelijk te laten verlopen dus. De sergeant (onze PostCommandant) had een keurig schema gemaakt waarop voor iedereen, alle gebruikelijke taken te vinden waren. Zo kon je ook precies zien waneer je wat, en waneer je dus niets te doen had. 

Maar het leven in Libanon week in zo'n beetje alle opzichten af van waar men ons tijdens de militaire opleiding op had voorbereid. Die opleiding in Assen had zich in eerste instantie gericht op een eventuele sovjet Russische aanval die moest worden afgeslagen. (De "koude oorlog" was toen nog actueel en alle westerse legers waren er vooral op gericht om een aanval uit die hoek af te slaan.) In Libanon bleek dat er daar helemaal geen grote, gecoördineerde aanval was die moest worden afgeslagen maar dat er daar wel echt geschoten werd. 

Feitelijk draaide in Libanon alles om losse Palestijnse splintergroeperingen die allemaal hun eigen agenda hadden en ook wel eens onderling ruzie hadden. Groepen die dus eigenlijk helemaal niet tegen ons vochten. Wij zaten eigenlijk voornamelijk in de weg tussen hen en hun doel dat vooral Israël of beter, voormalig Palestina was. Met andere woorden. Wij bezetten als buffermacht een strook land aan de Israëlische grens om die grens van aanvallen van die zogenaamde Palestijnse terroristen in Libanon te vrijwaren, zodat de zaak daar niet verder zou escaleren.

Een groep nog niet eens volwassen, dienstplichtige schoolverlaters die, na een paar maanden opleiding, wordt bevordert tot een militaire macht die de oorlog op afstand moet houden.


Bij de schietoefeningen in Nederland had ik het, vooral door alle veiligheidsregels nog erg spannend gevonden om überhaupt een magazijn met echte kogels in m'n wapen te schuiven en natuurlijk moesten we in Nederland, aan het eind van zo’n schiet-oefening, als je bijvoorbeeld vijf patronen, onder nauwkeurige supervisie verschoten had, precies dat aantal lege hulzen, ook weer inleveren. Daarna werden dan alle wapens nog eens uitgebreid gecontroleerd want stel je voor dat iemand, toch nog een verdwaalde kogel in z’n wapen had. Alles voor de veiligheid. Dat alles was in Libanon echter totaal niet aan de orde.


Het leven in Libanon bleek dus in zo'n beetje alle opzichten af te wijken van waar men ons tijdens de militaire opleiding op leek te hebben voorbereid. De opleiding in Assen had zich in eerste instantie gericht op een eventuele sovjet Russische aanval die moest worden afgeslagen. (De "koude oorlog" was toen nog actueel en alle westerse legers waren er vooral op gericht om een aanval uit die hoek af te slaan.) In Libanon bleek dat er daar helemaal geen grote, gecoördineerde aanval was die moest worden afgeslagen maar dat er daar wel echt geschoten werd. 

Feitelijk draaide in Libanon alles om losse Palestijnse splintergroeperingen die allemaal hun eigen agenda hadden en ook wel eens onderling ruzie hadden. Wij zaten daar voornamelijk in de weg tussen hen en hun doel dat vooral Israël (Of beter, voormalig Palestina) was. Met andere woorden. Wij bezetten als buffermacht een strook aan de Israëlische grens om die grens van aanvallen van die zogenaamde Palestijnse terroristen in Libanon te vrijwaren, zodat de zaak daar niet verder zou escaleren.

Een groep nog niet eens volwassen, dienstplichtige schoolverlaters die soldaatje spelen en in het weekend naar huis gaan zodat moeders de was kan doen, die wordt bevordert tot een militaire macht die serieus een oorlog op afstand moet houden. Daar waren we dus echt niet op voorbereid.

Bij de schietoefeningen in Nederland bijvoorbeeld, had ik het, vooral door alle veiligheidsregels ook nog erg spannend gevonden om überhaupt een magazijn met echte kogels in m'n wapen te schuiven en natuurlijk moesten we daar, aan het eind van een schiet-oefening, als je bijvoorbeeld vijf patronen, onder nauwkeurige supervisie verschoten had, precies dat aantal lege hulzen, ook weer inleveren. Daarna werden dan alle wapens nog eens uitgebreid gecontroleerd want stel je voor dat iemand, toch nog een verdwaalde kogel in z’n wapen had. Alles voor de veiligheid.


Al tijdens de opleiding in de Nederlandse kazerne, had ik me thuis gevoeld in het militaire, en eenmaal aangekomen in Libanon was het dan ook heel natuurlijk voor me geweest, om me ook daar in dat militaire leven onder te dompelen. 

Alleen in dat grote kazernegebouw in Assen, hadden we met zo'n 150 man in eén gebouw bij elkaar gezeten zodat je heel makkelijk opging in de massa. 

Daar konden we ook vaak ’s avonds gewoon naar de compagniesbar om een biertje te pakken, als we tenminste niet “op oefening” waren. In de weekenden ging dan je “gewoon” weer naar huis zodat moeders de was kon doen. 


Al die zaken waren er in zuidLibanon natuurlijk helemaal niet. In Libanon was het hele idee van een weekend verlof al compleet "niet van toepassing" en even een biertje pakken was gewoon niet toegestaan omdat de erg fanatieke beroepssergeant, die de directe leiding over onze post had, “zijn” post beslist alcoholvrij wilde houden.

Die sergeant trouwens, sliep in Libanon ook niet in kamers apart van ons gewone dienstplichtigen, zoals dat in dat kazernegebouw nog wel het geval was geweest, maar. In de zelfde golfplaten boogconstructie als wij. In het zelfde slaaphol dus. De sergeant heeft zich, tijdens de maanden in libanon, wel altijd een beetje van ons gedistantieerd. Al was het maar door een gordijn om z’n bed te hangen en ons niet z'n voornaam te geven. "Mijn voornaam is sergeant”, had hij gezegd toen we hem ernaar vroegen, en hoewel we er toch wel achter waren gekomen dat hij "Leo" heet, heeft, zo ver ik weet, niemand hem ooit zo genoemd. Voor mijn gevoel is hij altijd, ook nu nog, “De sergeant” gebleven. Ook al heeft hij later natuurlijk wel een hogere rang bereikt in het leger. Ik heb eens ergens gevonden dat hij Compagnies Commandant bij de commando's in Rozendaal was.


In Libanon, waren we maar negen individuen, die een kleine post moesten bemannen in een land waar het zeker geen vrede was. In een land dus, waar het geluid van geweervuur een heel normaal achtergrondgeluid was en de zwaarbewaakte Israëlische noord grens binnen zichtafstand. 

Meters hoge hekwerken met wachttorens en zoeklichten maakten je bij die grens op overtuigende wijze duidelijk dat het tot daar en niet verder was. Dat alles was, met de vaste verrekijker vanaf onze post nog goed te zien. 

Onze post was gebouwd langs een verbreed geitenpad en er waren ook nog andere Nederlandse posten in de buurt, maar die waren vanuit onze positie niet te zien. 

Dus niet de veel grotere Commando Post (post 7-4) die in het nabij gelegen dorp dat op een heuvel, zo'n twee kilometer terug langs dat geitenpad lag, (Dat dorp zelf was nog wel te zien.) en niet de volgende Nederlandse post (post 7-6C), die zo'n twee kilometer verder langs het zelfde pad lag. Daar waren ook negen van onze jongens geplaatst. 

Het geheel gaf de indruk dat we “in the middle of nowhere” zaten maar dat beviel me juist wel. 


Die beide Nederlandse posten waren, in rechte lijn gemeten, ongeveer net zo ver van ons verwijderd als die zuid Libanese militairen van het roadblock van post Tango, die wij natuurlijk wel uitstekend konden zien omdat we onder andere op die plek gestationeerd waren om post Tango in de gaten te kunnen houden. Dat roadblock, werd trouwens bemand door het officieuze zuid Libanese leger dat SLA (South Lebanese Army) of DFF (De-Facto Forces) werd genoemd. (Zoals je ziet is het leger, dol op afkortingen.)