Dienstplicht

in Libanon

Menu

Een ander leven


Toen onze voorgangers uiteindelijk naar Nederland terug waren, bleven wij op die kale heuvel in zuid Libanon achter met acht dienstplichtige soldaten en een erg fanatieke beroeps sergeant. 

Op die plek waar het geluid van geweervuur een heel normaal achtergrondgeluid was, mochten wij dus een paar maanden de wacht blijven houden.

De zwaarbewaakte Israëlische noord grens, waar meters hoge hekwerken met wachttorens en zoeklichten je op overtuigende wijze duidelijk maakten dat het tot daar en niet verder was, was met de vaste verrekijker op onze wachtpost, nog net te zien. 

Rond onze posten was echter geen meters hoog hekwerk. Alleen een aarden wal en wat prikkeldraad. Die post was gebouwd langs een verbreed geitenpad en er waren ook nog andere Nederlandse posten in de buurt die vanaf de onze echter niet direct waren te zien. Niet de veel grotere Commando Post (post 7-4) die in het nabij gelegen dorp, op een heuvel, zo'n twee kilometer terug langs dat geitenpad lag. (Dat dorp zelf was wel te zien.) en niet de volgende Nederlandse post post 7-6C (zes Charly), die zo'n twee kilometer verder langs het zelfde pad lag en waar ook negen van onze jongens waren geplaatst. 

Het geheel gaf me daardoor de indruk dat we “in the middle of nowhere” zaten en in eerste instantie viel me dat wel beetje tegen.

Die beide andere Nederlandse posten waren, in rechte lijn op de kaart gemeten, ongeveer net zo ver van ons verwijderd als die zuid Libanese militairen van het roadblock van post Tango, die wij natuurlijk wel uitstekend konden zien omdat we onder andere op die plek waren geplaatst om post Tango in de gaten te kunnen houden. Dat roadblock, werd trouwens bemand door het officieuze zuid Libanese leger dat SLA (South Lebanese Army) of DFF (De-Facto Forces) werd genoemd. (Zoals je ziet is het leger, dol op afkortingen.) 


De eerste weken dat we daar waren, was het nog zomers warm geweest. Opgerolde mouwen en lekker in de zon warm dus. Volgens onze, goed gebruinde voorgangers was het echter, vooral in de nachten al echt afgekoeld. Komend uit een koude Nederlandse eind november waar het zelfs al gesneeuwd had, vond ik dat nogal meevallen. Wat onze voorgangers al kou noemden vond ik vooral erg aangenaam. Het zal voor onze voorgangers ook een extreme overgang zijn geweest om vanuit die aangename Libanese nazomer, een koude, Nederlandse winter in te duiken. Op een weer site las ik bijvoorbeeld dat december 1981 in de top 10 van koudste decembermaanden sinds 1901 staat. De koudste temperatuur werd toen op 17 december 1981 gemeten in Leeuwarden waar het toen -19,2 graden was geweest. De laatste Witte Kerst was ook officieel in 1981 en vooral in het oosten van het land. M’n vriendin heeft me die winter ook geschreven dat ze in Drenthe ingesneeuwd hadden gezeten. Alleen als je verhalen leest van sneeuw, ijs en ingesneeuwde mensen, vanuit een ver buitenland waar het aangenaam warm is, komt dat niet echt over.


Doordat de zomer hitte ondertussen wel al echt voorbij was, waren de steek insecten in Libanon gelukkig al wel verdwenen. Ik heb daar dan ook niets gemerkt van lastig stekende zoemers, die me uit m’n slaap hielden. We zagen daar toen nog wel kevers van zo’n vier cm groot die overal in kropen. Ik denk in een poging zich te beschermen tegen de steeds verder afkoelende nachten. Tijdens m’n eerste weken daar was zo’n beest eens in een blik met restjes tempex (piepschuim) gekropen. Da’s vast lekker warm als het steeds kouder wordt, hoewel ik me nu wel afvraag hoe dat, bij een insect werkt. (Ze zijn niet warmbloedig, of werkt dat toch anders bij zo'n insect?)

Het blik stond nog in ons washok omdat nog niemand de moeite had genomen om het weg te gooien. We hebben daar toen een scheut benzine bij gekieperd met de bedoeling om het aan te steken, (jongens hè) maar zover zijn we nooit gekomen. Het beest vond de benzine, eh, hoe zal ik het zeggen, niet erg prettig. Verrassend hoeveel geluid zo'n beest produceert in z'n doodsstrijd. Het mengsel van benzine en piepschuim bleek trouwens een harsachtige substantie te worden, die heel geschikt bleek om gaten en kieren in ons golfplaten slaaphol te repareren. Het plakte gigantisch en werd keihard als het opdroogde. We hebben daar wel eens gebruik van gemaakt toen dat golfplaten dak ging lekken tijdens de overvloedige en beekjes veroorzakende hoosbuien van de Libanese winter. 


In het nabijgelegen dorpje woonde alleen wat arme bevolking. Vaak woonde daar een compleet gezin in eén enkel vertrek waarin het hele leven zich afspeelde. Soms met een binnenplaatsje voor wat beesten.

De CP, die Commando Post dus, lag aan de andere kant van dat dorp en was een veel grotere post dan de onze. Daar waren dus ook veel meer militairen gestationeerd. Daar was onze compagnies commandant, een drie sterren Kapitein, de hoogste in rang. Daar had dus nog veel meer de militaire pikorde geheerst.


Daar hadden we, bij aankomst dus ook nog keurig aangetreden gestaan, om die welkomsttoespraak van onze kapitein aan te horen, die trouwens al twee weken in Libanon was om alle zaken van z'n voorganger over te kunnen nemen.

Terwijl op de CP dus alles dus nog officieel en volgens het militaire protocol was gegaan, ging het er op onze post, zonder al die hogere officieren, heel anders aan toe. Met acht dienstplichtigen en een beroeps sergeant waren officiële zaken als uitgebreide inspecties en een ochtendappel ook volkomen belachelijk en niet te handhaven.


Toen we net op onze post waren aangekomen, had die gene van onze voorgangers die op dat moment de, altijd bemande wachtpost bezette, "gewoon" een geladen geweer bij zich en naast zijn wachtpositie stond een, ook geladen, zware (punt 50) mitrailleur opgesteld. Toen mijn negentienjarige zelf dat zag dacht ik; "dit is het echte werk". Het was een eerste indruk die alleen maar werd bevestigd toen ik, eenmaal goed aangekomen, de post wat beter ging bekijken.

De wapens van de post, wapens die In Nederland nog afzonderlijk van de munitie, in een zeer goed afgesloten ruimte met dikke deuren en tralies voor de ramen hadden gestaan, stonden in Libanon, kompleet met munitie, zo voor het grijpen, in een open kast in de keuken. In Libanon was het ook gewoon om een geladen wapen uit die kast te pakken als je ook maar iets buiten de post te doen had of op wacht moest. 

Door dat soort dingen was het ook een enorme omschakeling om direct vanuit de militaire opleiding in dat over tamme Nederland, met acht anderen, zo van alles wat ooit normaal was ver verwijdert, samen op een kleine post in de ruwe Libanese heuvels te worden gedumpt. 


Behalve die wachtpost waren er natuurlijk ook nog andere werkzaamheden te doen. Dingen als bevoorrading van onze en een paar andere posten in "ons" hoekje Libanon en natuurlijk onderhoud en schoonmaak-klusjes. Alles om het leven daar, zo soepel mogelijk te laten verlopen dus. De sergeant (onze PostCommandant) had een keurig schema gemaakt waarop voor iedereen, alle gebruikelijke taken te vinden waren. Zo kon je ook precies zien waneer je wat, en waneer je dus niets te doen had. 

Het leven in Libanon week dus in zo'n beetje alle opzichten af van waar men ons tijdens de militaire opleiding op had voorbereid. Die opleiding in Assen had zich namelijk in eerste instantie gericht op een eventuele sovjet Russische aanval die moest worden afgeslagen. (De "koude oorlog" was toen nog actueel en alle westerse legers waren er vooral op gericht om een aanval uit die hoek af te slaan.) In Libanon was er echter helemaal geen grote, gecoördineerde aanval die moest worden afgeslagen, maar er werd daar wel echt geschoten. 


Feitelijk draaide in Libanon alles om losse Palestijnse splintergroeperingen die allemaal hun eigen agenda hadden en ook wel eens onderling ruzie hadden. Groepen die dus helemaal niet tegen ons vochten. Wij zaten voornamelijk in de weg tussen hen en hun doel dat vooral Israël of beter, voormalig Palestina was. Met andere woorden. Wij bezetten als buffermacht een strook land aan de Israëlische grens om die grens van aanvallen van die zogenaamde Palestijnse terroristen in Libanon te vrijwaren, zodat de zaak daar niet verder zou escaleren.


Nog in Nederland waren er natuurlijk uitgebreid schietoefeningen geweest, en door alle veiligheidsregels had ik het toen nog erg spannend gevonden om überhaupt een magazijn met "echte" kogels in m'n wapen te schuiven. Natuurlijk moesten we daar, aan het eind van zo’n schietoefening, als je bijvoorbeeld vijf patronen, onder nauwkeurige supervisie verschoten had, precies dat aantal lege hulzen, ook weer inleveren. Daarna werden dan alle wapens nog eens uitgebreid gecontroleerd want stel je voor dat iemand, toch nog een verdwaalde kogel in z’n wapen had. Alles voor de veiligheid. Dat alles was in Libanon echter totaal niet aan de orde. Daar pakte je gewoon een wapen met een vol magazijn met munitie er al in, uit de wapenkast in de keuken.

Het leven in Libanon bleek dan ook in zo'n beetje alle opzichten af te wijken van waar men ons tijdens de militaire opleiding op leek te hebben voorbereid. De opleiding in Assen had zich namelijk in eerste instantie gericht op een eventuele sovjet Russische aanval die moest worden afgeslagen. De "koude oorlog" was toen nog actueel en alle westerse legers waren er vooral op gericht om een aanval uit die hoek af te slaan.