Libanon verhaal

De eerste Patroulle

Onze eerste nachtelijke patrouille? Dat was toch meteen tijdens onze eerste nacht daar al? Ik twijfel een beetje dus. Wat ik echter wel zeker weet, is dat we ons bij die eerste keer, voor vertrek nog netjes op een rij hebben moeten opstellen voor een keurige wapeninspectie. Ik denk dat de sergeant er op dat moment, vooral zeker van wou zijn dat er niemand met een doorgeladen wapen op pad ging.

Misschien is het nuttig als ik dat eerst even, een beetje extra toelicht voor niet millitairen.

Als je namelijk een magazijn met munitie in het wapen schuift is het wapen officieel "half geladen" Je kunt nog niet schieten maar er zitten wel kogels in. Zo pakten wij ze ook uit de wapenkast in onze keuken. Je pakte dus standaard zo'n half geladen wapen mee. Als je vervolgens het wapen "aanspant" zit de eerste kogel in de loop en is het dus "doorgeladen". Alleen de veiligheidspal belet je dan nog het schieten.

Toen we dus met de (half) geladen wapens van onze voorgangers, die onze wapens waren geworden, moesten vertrekken voor onze eerste nachtelijke patrouille, vond ik een inspectie eigenlijk overdreven maar dat was het dus echt niet. Om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren, moet je namelijk, als je een wapen in handen krijgt, het altijd eerst controleren. Je kunt er namelijk, niet blind op vertrouwen dat je voorganger het wapen netjes heeft achtergelaten. Het blijft een wapen met echte kogels er in, en het is erg nuttig om te weten waar je precies mee op pad gaat als dat met een geladen wapen is. 

Voor die inspectie moesten we trouwens wel eerst het magazijn met munitie, dat al in het wapen zat, er uit halen om het er na de inspectie en bij het commando "half laden" weer netjes in te kunnen schuiven.

Ook door de manier waarop het restant van onze voorgangers, die dus al een half jaar in Libanon waren, er toen bij stonden te kijken, vond deze jongen van 19 het allemaal erg overdreven.

Uiteindelijk was alles echter, door de sergeant gecontroleerd en goed bevonden (Hij had tenslotte de eind verantwoording.) en liepen we toch echt, zwaar bewapend, de poort uit voor onze allereerste echte patrouille.


In het Libanese binnenland vond je toen nauwelijks straten, en helemaal geen straatlantaarns dus eenmaal buiten de poort zagen we met onze verwende, Nederlandse ogen, in eerste instantie, alleen maar inktzwarte duisternis. Alleen met veel moeite kon ik daar toen een schim van een pad onderscheiden.

De postcommandant van onze voorgangers, was de leider van die eerste patrouille en hij gaf ons een kwartier om aan het donker te kunnen wennen. Tijdens dat kwartier vertelde hij onder andere dat hij in het begin ook niets had gezien, maar dat het snel went. Hij zij; "na een paar weken hier, zie je steeds beter in het donker", en dat bleek ook zeker te kloppen. 

Voor ons nieuwelingen in Libanon, begon na dat kwartier de duisternis pas net een klein beetje op te trekken maar we vertrokken en volgden, met nog onzekere tred omdat we nog niet echt wat zagen, onze leider. Na een week in Libanon, werd die duisternis echter inderdaad steeds minder ondoordringbaar en hoefden we ook niet meer zo lang te wachten voordat we wat begonnen te zien.


Toen we daar wat langer waren had iedereen z'n eigen persoonlijke wapen allang op een vaste plek in die wapenkast staan, dus als we op patrouille gingen, griste je gewoon, je wapen uit de wapenkast in de keuken en liep dan zonder problemen, direct vanuit de TL verlichte prefab, het nachtelijke duister in. Zelfs in de donkerste, meest bewolkte en regenachtige nachten. (Ik was daar in de winter en dan regent het daar veel dus.) Tijdens heldere, maanverlichte nachten was tegen die tijd, ook m'n maan schaduw duidelijk te zien in dat voorheen nog zo stikdonkere landschap.


Bij die eerste patrouille echter had ik, ook doordat ik nog niks zag, echt het gevoel dat er op ieder moment een terrorist uit die inktzwarte duisternis tevoorschijn kon springen, dus met een lijf vol adrenaline volgde ik de jongens die voor me liepen. 

Het geladen wapen aan m’n schouder gaf me daarbij wel een beetje een gevoel van "wie doet me wat", maar dat is niet echt een overtuigend gevoel als je je heel bewust bent van het feit dat je degene die je iets aan zou kunnen doen, nauwelijks kunt zien. 

Achteraf terugkijkend, ben ik dan ook vooral blij dat, ik persoonlijk, toen nooit een antwoord heb gehad op de vraag wie me iets aan zou kunnen doen. 

Die eerste keer liepen we echter nog, met een eigenlijk veel te kleine tussenruimte om elkaar maar niet uit het oog te verliezen, de inktzwarte nacht in.

Natuurlijk mocht je daarbij geen zaklamp gebruiken. Aan de ene kant omdat je dan zelf al van kilometers afstand wordt gezien maar ook omdat je dan, buiten de lichtkring van je zaklamp, nog steeds niks ziet. Je ogen wennen nooit echt aan het donker als je met een zaklamp gaat lopen zwaaien.


Eerst volgden we nog het pad in de richting van het dorp, maar na een paar honderd meter gingen we van dat pad af en liepen we in in de richting van onze allereerste nachtelijke "Luisterpost" (waarnemingspost). De patrouilles duurden gewoonlijk een uur of zeven en in die uren namen we, op drie plaatsen zo'n tijdelijke post in. De eerste was bij een opgeblazen raketbunker, op de helling van de heuvel van het dorp. De foto's zijn trouwens gemaakt toen we de patrouille eens overdag liepen omdat we tijd over hadden.

Die eerste keer liepen we echter, nog struikelend over stenen, rotsen en struikjes die we niet of te laat zagen, het stikdonkere landschap in. en in dat zelfde stikdonker beklommen we ook de heuvel naar die bunker waar we dus een uur, stilletjes en met een onderlinge afstand van een paar meter zaten waar te nemen.


Tijdens zo'n patrouille mochten we natuurlijk niet echt praten want we mochten zelf niet gehoord of gezien worden door eventuele onverlaten. De rokers onder ons mochten eigenlijk ook niet roken omdat zo’n gloeiende sigaretten peuk, ook erg goed is te zien in het donker. De verstokte rokers onder ons, (niet rokers waren in die tijd nog een minderheid.) leerden echter snel genoeg om dat gloeiende puntje met hun handen af te schermen want een hele nacht zonder een peuk wakker blijven, dat kan natuurlijk niet. 

In de loop van dat eerste uur bij die bunker, begonnen m’n ogen pas genoeg aan het donker te wennen om te zien waar ik überhaupt was, en toen dat uur voorbij was, klommen we nog een stukje omhoog en over de heuveltop heen naar onze tweede Luisterpost bij een verlaten huis. Daar begon het hele proces van zitten en de wacht houden dan weer opnieuw.


Dat huis lag aan het eind van een smal weggetje. Hoewel woorden als huis en weggetje eigenlijk te grote complimenten zijn voor dat, gedeeltelijk geasfalteerd pad met een grijs gebouwtje zonder ramen aan het eind. 

Het was een klein gebouwtje met twee verdiepingen dat tegen de helling van die heuvel was gebouwd, en ik denk dat de bewoners waren gevlucht voor het geweld van de oorlog, want het was vanaf de buitenkant, met kettingen en hangsloten afgesloten. Vandaar keken we uit over het veel vlakkere gebied aan de kust en tijdens heldere nachten kon je daar soms, in de verte, een teken van bewoning zien. Dingen als een lampje bij een van de schaarse gebouwen in dat iets meer bevolkte en groenere plantage gebied. 

Daarna volgden we dat "weggetje" naar het dorp waar je 's nachts, niemand zag door de curfew (avondklok). Je kon daar wel soms wat geluiden horen van mensen in de huizen of dieren op binnenplaatsen. In dat dorp hing ook altijd de hele typische geur van mensen en dieren die allemaal samen leven.

Vandaar uit ging het dan naar de derde en laatste Luisterpost bij een groter kapotgeschoten gebouw aan de rand van het dorp. Het had een blauw/wit betegelde binnenplaats gehad, en toen het nog heel was geweest was het vast erg mooigeweest.


Van daaruit keken we uit over het dal in de driehoek tussen het dorp, onze eigen post en de zuid Libanese post Tango aan de overkant. Aan de verre horizon was dan weer de heuvelrij waar de grens met Israël was, In de nacht kon je die echter alleen zien als ze hun enorme zoeklichten aan hadden. Uiteindelijk liepen we langs het gewone, verbreedde geitenpad terug naar onze eigen post. Je was dan dus zo'n beetje de hele nacht onderweg geweest.

Die patrouille liepen we dus iedere nacht. Toen het, richting januari eenmaal echt winter werd, merkten we wel dat de temperaturen in een Libanese winternacht, toch aardig onderuit konden gaan maar sneeuw of ijs, heb ik daar niet gezien.