Dienstplicht
in Libanon
Libanon
Na maanden van voorbereiding, was de dag echt aangebroken waarop ons vertrek naar Libanon ingeplant stond. Hoewel “aangebroken” hier misschien niet helemaal de juiste term is.
Om op tijd op Schiphol te kunnen zijn, moesten we namelijk wel erg vroeg ons bed uit komen.
Ondanks alle spanning en afwachting heb ik, die nacht echter nog wel geslapen. Veel anderen waren namelijk niet eens hun bed in geweest.
In de grote kantine zou een vroeg ontbijt voor ons klaar staan, wat ik heb overgeslagen om nog een beetje rustig aan op te kunnen staan.
Het was erg guur en nog steeds helemaal donker toen we later, met militaire precisie uitgelijnd, voor ons kazerne gebouw stonden aangetreden voor het, in het leger gebruikelijke ochtendappel.
Daarna werden we, met legergroene bussen, naar Schiphol gebracht. Het zou m’n allereerste vliegreis worden, en dat op zichzelf vond ik al spannend, maar dit zou dan ook nog eens helemaal naar het middenoosten gaan. Naar een gebied waar Arabisch de voertaal is. Na al die maanden gingen we dus echt naar dat verre, vreemde land waar een echte burgeroorlog gaande was.
Uren later stonden we weer lineaal recht uitgelijnd maar dan op het vliegveld van Beiroet waar de jongens die we moesten gaan aflossen aan kwamen gemarcheerd. Was het hun, na een half jaar in de rotsige heuvels, meer afgedragen kleding en schoeisel dat het grote verschil met ons maakte? Of het, het feit dat zij niet meer zo'n blik van spannende afwachting in hun ogen hadden? Hoe dan ook was het duidelijk te zien dat zij de genen waren die hun tijd daar, er al op hadden zitten en terwijl zij naast ons werden opgesteld, vroeg ik me af wat zij niet allemaal te vertellen zouden hebben, maar eigenlijk was ik vooral nieuwsgierig naar wat ik zelf allemaal te vertellen zou gaan hebben tegen de tijd dat ook mijn tijd in Libanon er op zou zitten. Dat moment was echter nog maanden ver weg.
Toen die mannen met ervaring eenmaal, keurig naast ons stonden opgesteld, was dat voor een hoge militair het startteken om ons allemaal samen, eerst nog van zo’n vreselijk langdradige en, vind ik altijd, perfect overbodige toespraak te laten genieten. De man had in mijn herinnering een gouden balk met twee gouden sterretjes op zijn schouder en dat zou van hem een "Luitenant-kolonel" maken. Achteraf terugkijkend bedenk ik dat hij zelfs de commandant van Dutchbat zou kunnen zijn geweest. Ik herinner me alleen niet of hij als zodanig aan ons is voorgesteld. Hoe dan ook heb ik z'n erg officieel klinkende zegje nog wel van het internet kunnen plukken:
“Van harte welkom op Libanese bodem. De belangstelling die wij voor U hebben bij Uw aankomst, van bataljonszijde maar ook van regeringszijde, is groot omdat wij weten dat U allen een belangrijke taak gaat uitvoeren. Wij zijn erg blij dat U hier bent aangekomen. U bent een welkome versterking van hen die ons straks gaan verlaten. Wij kunnen geen mensen missen. Ik wens U in de komende maanden, hoelang U hier ook mag blijven, een plezierige, maar vooral een goede tijd toe. Het zal niet zo makkelijk zijn. Uw voorgangers hebben het reeds ten dele ervaren; het weer gaat veranderen, naast de toch al zware omstandigheden van de dienstvervulling. Weinig vrije tijd ook.
Ik wens U toe dat U deze tijd goed door komt, en dat U op de juiste wijze Uw taak gaat uitvoeren. Straks zal ik velen van U op Uw posten nog terug zien. Ik verwacht van U een uitstekende taakuitvoering, zoals ook Uw voorgangers dat hebben gedaan."
Daarna richtte hij zich op de vertrekkende groep.
"Degenen die ons straks gaan verlaten, kijken waarschijnlijk met een beetje weemoed terug naar de tijd die achter U ligt. U gaat naar Nederland en zult natuurlijk veel te vertellen hebben. Bedenk echter steeds bij alles wat U in het openbaar zegt, Dat dit een nawerking kan hebben op Uw collega's die hier achter blijven. Wilt U daarom enige terughoudendheid betrachten?”
De hele toespraak was gedaan op de joviaal-officiële toon van iemand die een keurig ingestudeerde toespraak houd terwijl hij zich nog een van de jongens voelt, en aan zijn toon te horen, zal hij dat op zijn niveau nog wel geweest zijn ook.
Na die toespraak, werd de hele ceremonie natuurlijk nog wel even afgesloten met “het Wilhelmus" dat weerklonk uit een cassette-speler met twee luidsprekers. Daarna werden de vertrekkende mannen afgemarcheerd en ook ik heb hen toen van het blijkbaar traditionele applaus voorzien. Oftewel, men begon te klappen en ik deed daar keurig aan mee.
Uiteindelijk, waren zij vertrokken in de richting van het vliegtuig dat ons naar Libanon had gebracht en dat hen terug naar Nederland zou gaan brengen. Wij mochten plaatsnemen in de voertuigen waarmee zij naar Beiroet waren gebracht en die ons dus naar het, door Nederlandse militairen bewaakte gebied in zuid Libanon zouden gaan brengen.
Mijn negentien-jarige zelf was tot op dat moment nog niet verder het buitenland in geweest dan winkelend met m'n ouders, net over de grens in Duitsland. Ik vond alles op dat moment dan ook erg spannend en probeerde, zover als die overkapte vrachtwagen dat toeliet, zoveel mogelijk rond te kijken.
De colonne wit geschilderde voertuigen verliet het vliegveld van Beiroet en reed de straten van een, compleet vreemde wereld in. Heel veel kon ik echter niet zien omdat ik niet bij de klep maar verder naar binnen zat.
Toen ik in Libanon aankwam zat ik al acht maanden in het leger dus het leger leven was allang niets nieuws meer voor me. De omgeving was echter wel kompleet nieuw voor me. Ik vond het ook wel een beetje een vreemd gevoel om als enige ongewapende groep militairen door een land te worden vervoerd waar alle andere militairen die we tegen kwamen, goed bewapend zijn.
Na een lange rit over een aan alle kanten opgelapte kustweg, die daar trouwens de enige goede noord/zuid verbinding bleek te zijn, kwamen we aan bij het eerste Nederlandse roadblock van post 7-18. (Post zeven-eén-acht) en daarbij is post kort voor positie en slaat de 7 op het door Nederland bewaakte gebied.
Van daaruit reden we eerst naar post 7-22 (post zeven-twee-twee) Een wat grotere post in het plantage gebied aan de kust. Daarna weer terug via die kustweg naar een ander roadblock (post 7-17) en door naar de veel grotere post 7-4 die onze commandopost was en aan de rand van een klein dorpje op een heuvel lag.
Toen we daar aankwamen werden we natuurlijk eerst weer keurig opgesteld en kregen we, dit keer van onze eigen kapitein, nog zo'n toespraak waarna we, met een ooit spierwitte YP, (Een achtwielig pantservoertuig.) verder de ruwe heuvels in werden gebracht.